1 Johannes.

Khabouris codex.

1 Johannes.

De eerste brief van Juhanon de apostel.

I. 1:1-2:6

1.1 We verkondigen aan u dat die vanaf het begin was, dat wat we hebben gehoord, en gezien met onze ogen, hebben aanschouwd, en aangeraakt met onze handen, dat die het woord is des levens. 1.2 En het leven is geopenbaard, en we hebben het gezien, en getuigen, en verkondigen het eeuwige leven aan u dat met de vader was, en aan ons geopenbaard werd. 1.3 En wat we hebben gezien en gehoord, maken wij ook kenbaar aan u, opdat gij moogt gemeenschap hebben met ons; en onze gemeenschap is met de vader, en met zijn zoon Jeshu de Meshiha. 1.4 En deze dingen schrijven we aan u: opdat uw vreugde die in u is compleet moge zijn. 1.5 En dit is de verkondiging die we hebben gehoord van hem, en ook aan u verkondigen, dat Aloha licht is, en in hem is helemaal geen duisternis. 1.6 En als we zeggen dat we gemeenschap met hem hebben, maar in duisternis wandelen, dan liegen we, en wandelen niet in de waarheid; 1.7 maar als we in het licht wandelen, zoals hij in het licht is, hebben we gemeenschap met elkaar, en het bloed van zijn zoon Jeshu reinigt ons van alle zonden. 1.8 En indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden we onszelf, en de waarheid is niet in ons; 1.9 maar indien wij onze zonden belijden, is hij getrouw en rechtvaardig om ons onze zonden te vergeven, en om ons te reinigen van alle ongerechtigheid. 1.10 En indien we zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken we hem tot een leugenaar, en is zijn woord niet in ons. 2.1 Mijn zonen, deze dingen schrijf ik aan u, opdat gij niet zondigt. En indien een mens zal zondigen, hebben we een advocaat bij de vader, Jeshu Meshiha, de rechtvaardige; 2.2 want hij is de verzoening van onze zonden; en niet namens ons alleen, maar ook namens de hele wereld. 2.3 En door dit voelen we dat we hem kennen, als we zijn geboden bewaren. 2.4 Want hij die zegt dat hij hem kent, en zijn geboden niet bewaard, is een leugenaar, en de waarheid is niet in hem. 2.5 Maar hij die zijn woord gehoorzaamt, in hem is waarlijk de liefde van Aloha geperfectioneerd; want door dit weten wij dat we in hem zijn. 2.6 Hij die zegt, ik ben in hem, moet ook volgens zijn wandelingen wandelen.

II. 2:7-3:1

2.7 MIJN geliefden, ik beschrijf geen nieuw gebod aan u, maar het oude gebod, dat die met u was vanaf het begin, en het oude gebod is het woord dat gij hebt gehoord. 2.8 En anderzijds, beschrijf ik u een nieuw gebod, dat die waar is in hem en in u; omdat de duisternis voorbijgaat, en het ware licht begint te verschijnen. 2.9 Wie dan zegt, dat hij in het licht is, maar zijn broeder haat, is tot nu toe in de duisternis. 2.10 Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en in hem is er geen gelegenheid des aanstoots. 2.11 Hij die zijn broeder haat is in duisternis, en schreed verder in duisternis, en weet niet waarheen hij gaat, omdat de duisternis zelf zijn ogen heeft verblind. 2.12 Ik schrijf u, zonen, omdat uw zonden u vergeven zijn, omwille van zijn naam. 2.13 Ik schrijf tot u, vaders, omdat hij hem gekend hebt die is van in het begin. Ik schrijf tot u, jonge mannen, omdat gij de goddeloze hebt overwonnen. Ik heb tot u geschreven, kinderen, omdat gij de vader hebt gekend. 2.14 Ik heb geschreven aan u, vaders, omdat gij hem gekend hebt die is van in het begin. Ik heb geschreven aan u, jonge mannen, omdat gij sterk zijt, en het woord van Aloha in u blijft, en gij hebt de goddeloze overwonnen. 2.15 Heb de wereld niet lief, noch iets die daarin is, want wie de wereld liefheeft, de liefde van de vader is niet in hem. 2.16 Want elk ding dat in de wereld is, is de lust van het lichaam, en de lust van de ogen, en de trots van de wereld. Dewelke niet van de vader zijn, maar ze zijn van de wereld zelf. 2.17 En de wereld gaat voorbij, beide, zijzelf en haar lusten; maar hij die de wil van Aloha doet, gaat door voor eeuwig. 2.18 Mijn zonen, het is de laatste tijd: want zoals gij gehoord hebt dat de valse Meshiha komt; en nu zijn er vele valse Meshihas, vandaar dat we weten dat het de laatste tijd is. 2.19 Van ons zijn ze uitgegaan, maar zij waren niet uit ons; want indien zij van ons geweest waren, zouden zij met ons gebleven zijn. Maar zij zijn uitgegaan van ons omdat het zou geweten zijn dat zij niet van ons waren. 2.20 En gij hebt een chrisma (de zalving met de geest) van de Heilige, en gij onderscheid elke mens. 2.21 Ik heb aan u niet geschreven, omdat gij de waarheid niet ziet, want gij ziet die, en dat geen enkele leugen vanuit de waarheid komt.

2.22 Wie is de leugenaar, dan hij die loochent dat Jeshu de Meshiha is? En deze is een valse Meshiha. Hij die de vader verloochent, verloochent ook de zoon; 2.23 en hij die de zoon ontkent, wantrouwt ook de vader. 2.24 Wie de zoon belijd, belijd ook de vader. En gij, wat gij hebt gehoord van in het begin, laat het verdergaan met u. Want, indien datgene wat gij van in het begin gehoord hebt met u verdergaat, zo zult gij verdergaan in de vader en in de zoon. 2.25 En dit is de belofte die hij ons beloofde, eeuwigdurend leven. 2.26 Maar deze dingen heb ik aan u geschreven, betreffende dezen die u willen misleiden. 2.27 En gij, indien het chrisma die gij van hem ontvangen hebt ook verdergaat met u, hebt geen nood dat een mens u leren zou; maar het chrisma die vanuit Aloha zelf is leert u betreffende alle dingen, en is waarheid, evenmin is er valsheid in; en zoals het u geleerd heeft, ga daarin verder. 2.28 En nu, mijn zonen, ga verder in hem: opdat wanneer hij geopenbaard word wij niet beschaamd zouden worden, maar we vertrouwen mogen hebben in zijn komst. 2.29 Indien gij weet dat hij rechtvaardig is, weet dan ook dat iedereen die rechtvaardigheid doet vanuit hem is. 3.1 En ziet! hoe groot de liefde van de vader jegens ons is, omdat hij ons zonen heeft genoemd, en ons ook maakte! Daarom kent de wereld ons niet, omdat het hem ook niet heeft gekend.

III. 3:2-3:24

3.2 Mijn geliefden, nu zijn we de zonen van Aloha; en het nog niet geopenbaard is, tot op heden, wat we zullen zijn, maar we weten, dat als hij geopenbaard is, dat wij naar zijn gelijkenis zullen zijn, en hem zullen zien net zoals hij is. 3.3 En eenieder die deze hoop in hem heeft, zuivert zichzelf, zoals hij zuiver is. 3.4 Maar wie zonde begaat doet ongerechtigheid; want alle zonde is ongerechtigheid. 3.5 En gij weet dat hij werd geopenbaard om onze zonden te dragen, en in hem is geen zonde. 3.6 En eenieder die in hem blijft, zondigt niet. En eenieder die zondigt, heeft hem niet gezien, noch hem gekend. 3.7 Mijn zonen, laat niemand u misleiden: hij die rechtvaardigheid werkt is rechtvaardig, zoals ook de Meshiha zelve rechtvaardig is. 3.8 En hij die zonde doet is van satana, omdat satana van het begin af een zondaar was. En om die reden verscheen de zoon van Aloha, opdat hij de werken van satana zou kunnen vernietigen. 3.9 Eenieder die geboren is uit Aloha, werkt geen zonde, omdat zijn zaad in hem is, en hij kan niet zondigen, omdat hij uit Aloha geboren is. 3.10 In dit zijn de zonen van Aloha onderscheiden van de zonen van satana; eenieder die geen rechtvaardigheid doet, noch zijn broeder liefheeft, is niet uit Aloha. 3.11 Want dit is een gebod die gij gehoord hebt van tevoren, dat gij elkaar liefhebt. 3.12 Niet als Koén, die van het kwaad was, en zijn broeder doodde. En om welke reden doodde hij hem? Omdat zijn eigen werken slecht waren en die van zijn broeder rechtvaardig. 3.13 Wees niet verbaasd, mijn broeders, als de wereld u haat. 3.14 We weten dat we uitgestapt zijn van de dood, tot in het leven, door dit, dat wij onze broeders liefhebben. Hij die zijn broeder niet liefheeft, blijft in de dood. 3.15 Want eenieder die zijn broeder haat is een mensen-doder; en wij weten dat geen mensen-doder het leven kan hebben die eeuwigdurend is. 3.16 In dit kennen wij zijn liefde jegens ons, namelijk dat hij zichzelf gaf voor ons; zo is het ook voor ons goed om onszelf te geven ter wille van onze broeders. 3.17 En hij die het bezit der wereld heeft, en zijn broeders nood ziet, maar zijn barmhartigheden afsluit voor hem, hoe blijft de liefde van Aloha in hem? 3.18 Mijn zonen, laat ons elkaar niet liefhebben door woorden en door de tong, maar door werken en door waarheid. 3.19 En door dit maken wij bekend dat we van de waarheid zijn, en verzekeren we onze harten voor dat hij komt. 3.20 En indien ons hart iets op te merken heeft tegen ons hoeveel meer Aloha, die groter is dan ons hart, en alle dingen weet! 3.21 Mijn geliefden, indien ons hart niets op te merken heeft tegen ons, dan hebben wij openhartigheid voor Aloha. 3.22 En wat wij ooit vragen, zullen we ontvangen van hem, omdat we zijn geboden houden, en de dingen doen die mooi zijn voor hem. 3.23 En dit is zijn gebod, dat wij geloven in de naam van zijn zoon Jeshu Meshiha, en elkaar liefhebben,  zoals hij ons heeft geboden. 3.24 Die zijn geboden houdt, wordt door hem behouden, en hij woont in hem: en door dit zien wij dat hij in ons woont, namelijk door zijn geest die hij aan ons heeft gegeven.

IV. 4:1-4:10

4.1 Mijn geliefden, geloof niet alle geesten, maar onderscheid de geesten of ze vanuit Aloha zijn; omdat vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. 4.2 Door dit kennen we de geest van Aloha: iedere geest die belijd dat Jeshu Meshiha in het vlees is gekomen, is van Aloha.

4.3 En iedere geest die niet belijd dat Jeshu in het vlees is gekomen, is niet vanuit Aloha: maar is vanuit de valse meshiha, van wie gij hebt gehoord dat hij komt, en nu reeds in de wereld is. 4.4 Maar gij zijt de kinderen vanuit Aloha, en hebt hen overwonnen, omdat hij die met u is groter is, dan hij die in de wereld is. 4.5 En dezen zijn vanuit de wereld, dus hoort de wereld hen. 4.6 Maar wij zijn vanuit Aloha; en hij die Aloha kent hoort ons; en hij die niet vanuit Aloha is hoort ons niet. Hierin zien wij de geest van waarheid en de geest van misleiding. 4.7 Mijn geliefden, laten we elkaar liefhebben, want de liefde is van Aloha, en iedereen die liefheeft is geboren vanuit Aloha, en kent Aloha. 4.8 Want Aloha is liefde, en iedereen die niet liefheeft, kent Aloha niet. 4.9 Hierin is de liefde van Aloha aan ons bekend gemaakt, dat Aloha zijn enige zoon in de wereld zond opdat wij zouden leven door hem. 4.10 Hierin is liefde: het was niet dat wij Aloha hebben liefgehad, maar dat Aloha zelve ons liefhad, en zijn zoon zond als een verzoening voor onze zonden.

V. 4:11-4:21

4.11 Mijn geliefden, als Aloha ons zo heeft liefgehad, dan zijn wij ook dank verschuldigd om elkaar lief te hebben. 4.12 Niemand heeft Aloha gezien, maar als wij elkaar liefhebben blijft Aloha in ons, en zijn liefde word in ons vervuld. 4.13 En door dit weten wij dat wij in hem blijven, en hij in ons blijft, omdat hij ons zijn geest heeft gegeven. 4.14 En we hebben gezien en wij getuigen dat de vader zijn zoon heeft gezonden, de verlosser van de wereld. 4.15 Wie dus Jeshu belijd, dat hij de zoon is van Aloha, Aloha blijft in hem, en hij blijft in Aloha. 4.16 En we hebben geloofd en gekend de liefde die Aloha jegens ons heeft; Aloha is liefde. En eenieder die in liefde blijft, blijft in Aloha. 4.17 En in dit is zijn liefde met ons geperfectioneerd, opdat wij openhartigheid mogen hebben op de dag des oordeel; opdat wij ook zo zouden zijn zoals hij was, in deze wereld. 4.18 Vrees is er niet in de liefde: want de perfecte liefde heeft de vrees uitgeworpen, omdat de vrees kwelling bezit. Hij die vreest is niet perfect in de liefde. 4.19 Wij zullen dan Aloha liefhebben, omdat hij ons eerst heeft liefgehad. 4.20 Maar indien iemand zal zeggen, ik hou van Aloha, en zijn broeder haat hij, hij is een leugenaar. Want hij die zijn broeder niet liefheeft, die hij gezien heeft , hoe kan hij van Aloha zelf houden die hij niet gezien heeft? 4.21 En dit gebod hebben wij van hem ontvangen, namelijk, dat eenieder die Aloha liefheeft, zijn broeder ook zal liefhebben.

VI. 5:1-5:21

5.1 Wie gelooft dat Jeshu de Meshiha is, is vanuit Aloha geboren. En iedereen die de Verwekker liefheeft heeft ook hem lief die door hem verwekt is. 5.2 En door dit weten we dat wij de kinderen van Aloha liefhebben, wanneer we Aloha liefhebben, en zijn geboden werken. 5.3 Want dit is de liefde van Aloha, dat wij zijn geboden houden; en zijn geboden zijn niet zwaar. 5.4 Want eenieder die van Aloha geboren is overwint de wereld: en dit is de overwinning die de wereld overwint, namelijk ons geloof. 5.5 Want wie is hij die de wereld overwint, dan hij die gelooft dat Jeshu de zoon is van Aloha? 5.6 Deze is hij die gekomen is door water en bloed, namelijk Jeshu de Meshiha: het was niet door water alleen, maar door water en bloed; en de geest is getuige, omdat de geest zelf waarheid is. 5.7 En er zijn er drie die getuigen, 5.8 de geest, en het water, en het bloed; en deze drie zijn in één. 5.9 Indien we de getuigenis der mensen ontvangen, hoeveel te meer de getuigenis van Aloha? En dit is de getuigenis die Aloha heeft getuigd over zijn zoon. 5.10 Wie gelooft in de zoon van Aloha heeft deze getuigenis in zichzelf. Eenieder die Aloha niet gelooft heeft hem tot een leugenaar gemaakt, niet gelovende in de getuigenis dat hij getuigd heeft betreffende zijn zoon. 5.11 En dit is de getuigenis, namelijk dat Aloha het leven die eeuwigdurend is aan ons heeft gegeven, en dit leven is in zijn zoon. 5.12 Eenieder die de zoon grijpt, grijpt ook leven; en eenieder die de zoon van Aloha niet grijpt, heeft geen leven. 5.13 Deze dingen heb ik geschreven aan u, opdat gij moogt weten dat gij het leven hebt die eeuwigdurend is, die gelooft in de naam van de zoon van Aloha. 5.14 En dit is de zekerheid die wij tot hem hebben, dat hij ons hoort, indien wij iets van hem vragen volgens zijn wil. 5.15 En als wij ervan overtuigd zijn dat hij ons hoort betreffende wat wij van hem vragen, zo zijn wij er ook van overtuigd de verzoeken te ontvangen die wij van hem vragen. 5.16 Indien iemand zijn broeder een zonde zal zien zondigen, die tot den dood toe niet onaangenaam is, dan zal hij vragen, en leven worde aan hem gegeven, aan degene die niet zondige tot den dood toe. Want er is een zonde tot den dood toe; en het is niet betreffende dit dat ik zeg dat hij zal bidden. 5.17 Want alle ongerechtigheid is zonde; en er is zonde die niet tot den dood toe is? 5.18 En wij weten dat iedereen die geboren is vanuit Aloha niet zondigt. Want hij die geboren is vanuit Aloha bewaart zichzelf, en het kwaad benadert hem niet. 5.19 We weten dat wij vanuit Aloha zijn, en dat de hele wereld in het kwade ligt. 5.20 En wij weten dat de zoon van Aloha is gekomen, en ons kennis heeft gegeven om de waarheid te kennen, en om in hem te zijn in de waarheid, in zijn zoon Jeshu de Meshiha. Dit is de ware Aloha, en het leven dat eeuwigdurend is. 5.21 Mijn zonen, bewaar uzelf van de dienst van afgoden.

Beëindigd is de brief van Juhanon de apostel.

Hier eindigt de primitieve Khabouris codex.

De overige brieven en de openbaringen; komen uit een latere Syrische Peshitta tekst.

Copyright en vertaling: 2008 Goethals Jean-Paul.