Amos

Aramaic Tanakh

Ketava d’Amos Nebya

Het boek Amos de profeet.

Amos 1.

1:1 De woorden van Amos,

die onder de schaapherders was van Tekoa,

die hij voorzag in visioenen over Israël

in de dagen van Uzziah koning van Judah,

en in de dagen van Jeroboam zoon van Joash,

koning van Israël,

twee jaren vóór de aardbeving.

1:2 Hij zei,

“Maryah brult vanuit Zion

en vanuit Jeruzalem brengt Hij Zijn stem uit;

en de herders hun weide-gronden rouwen,

en de spits van Carmel droogt op.”

1:3 Zo zegt Maryah,

“Om drie overtredingen van Damascus

en om vier zal Ik haar straf niet herroepen,

omdat zij Gilead hebben gedorst

met werktuigen van scherp ijzer.

1:4 “Zo zal Ik vuur op het huis van Hazael zenden

en het zal de citadellen van Ben-hadad verteren.

1:5 Ik zal ook de poortstang van Damascus door breken,

en de bewoners afsnijden van de vallei van Aven,

en hem die de scepter vasthoudt,

uit Beth-eden;

zo zal het volk van Aram in ballingschap naar Kir gaan,”

zegt Maryah.

1:6 Zo zegt Maryah,

“Om drie overtredingen van Gaza

en om vier zal Ik haar straf niet herroepen,

omdat ze een complete bevolking hebben gedeporteerd

om het over te leveren aan Edom.

1:7 “Zo zal Ik vuur op de muur van Gaza zenden

en het zal haar citadellen verteren.

1:8 “Ik zal ook de bewoners van Ashdod afsnijden,

en hem die de scepter vasthoudt,

uit Ashkelon;

Ik zal zelfs mijn macht ontketenen op Ekron,

en het overblijfsel van de Filistijnen zal vergaan,”

zegt Maryah Aloha.

1:9 Zo zegt Maryah,

“Om drie overtredingen van Tyre

en om vier zal ik haar straf niet herroepen,

omdat zij een complete bevolking hebben overgeleverd aan Edom

en het verbond van broederschap niet hebben herinnerd.

1:10 “Zo zal Ik vuur op de muur van Tyre zenden

en het zal haar citadellen verteren,”

1:11 Zo zegt Maryah,

“Om drie overtredingen van Edom

en om vier zal ik zijn straf niet herroepen,

omdat hij zijn broer vervolgde met het zwaard,

terwijl hij zijn mededogen verstikte;

zijn toorn verscheurt ook voortdurend,

en zijn razernij handhaafd hij voor altijd.

1:12 “Zo zal ik vuur op Teman zenden

en het zal de citadellen van Bozrah verteren.”

1:13 Zo zegt Maryah,

“Om drie overtredingen van de zonen van Ammon

en om vier zal Ik hun straf niet herroepen,

omdat zij de zwangere vrouw van Gilead openscheurden

teneinde hun grenzen te vergroten.

1:14 “Zo zal Ik een vuur ontsteken op de muur van Rabbah

en het zal haar citadellen verteren

temidden van oorlogsgeschreeuw op de dag van de strijd,

en een onweder op de dag van de orkaan.

1:15 “Hun koning zal in ballingschap gaan,

hij en zijn prinsen samen,”

zegt Maryah.

Amos 2.

2:1 Zo zegt Maryah,

“Om drie overtredingen van Moab

en om vier zal Ik zijn straf niet herroepen,

omdat hij de beenderen van de koning van Edom tot kalk verbrandde.

2:2 “Zo zal Ik vuur op Moab zenden

en het zal de citadellen van Kerioth verteren;

en Moab zal sterven temidden van het tumult,

met oorlogsgeschreeuw en het geluid van een ramshoorn.

2:3 “Ik zal ook de richter uit haar midden afsnijden

en al haar vorsten met hem doden,”

zegt Maryah.

2:4 Zo zegt Maryah,

“Om drie overtredingen van Judah

en om vier zal Ik haar straf niet herroepen,

omdat zij de wet van Maryah verwierpen

en zijn verordeningen niet hebben gehouden;

hun leugens hebben hun ook op een dwaalspoor gebracht,

deze naar welke hun vaders wandelden.

2:5 “Zo zal Ik vuur op Judah zenden

en het zal de citadellen van Jeruzalem verteren.”

2:6 Zo zegt Maryah,

“Om drie overtredingen van Israël

en om vier zal ik haar straf niet herroepen,

omdat zij de rechtvaardigen voor geld verkopen

en de behoeftigen voor een paar sandalen.

2:7 “Deze die er zeer naar snakken

dat het stof der aarde op het hoofd van de hulpelozen is

wenden ook de weg van de nederigen af;

en een man en zijn vader vallen op hetzelfde meisje

ten-einde Mijn heilige naam te ontheiligen.

2:8 “Op gewaden genomen als onderpand

  strekken zij zich uit bij elk altaar,

en in het huis van hun Aloha

drinken ze de wijn van degenen die bestraft zijn.

2:9 “Toch was Ik het die de Amoriet vóór hen vernietigde,

hoewel zijn lengte als de hoogte van ceders was

en hij sterk was als de eiken;

heb Ik zelfs zijn vrucht van boven

en zijn wortel van onder vernietigd.

2:10 “Ik was het die u uit het land van Egypte opbracht,

en ik leidde u veertig jaar in de woestijn

opdat gij bezit zou kunnen nemen van het land van de Amoriet.

2:11 “Vervolgens,

verwekte Ik sommige vanuit uw zonen om profeten te zijn

en sommige van uw jonge mannen om Nazireeërs te zijn.

Is dit niet zo,

O zonen van Israël? “

Maakt Maryah bekend.

2:12 “Maar gij liet de Nazireeërs wijn drinken,

en gij gebood de profeten,

zeggende,

‘Gij zult niet profeteren!’

2:13 “Zie,

Ik druk u neer naar beneden

zoals een wagen wordt neergedrukt

  wanneer deze is gevuld met schoven.

2:14 “De snelle van vlucht zal vergaan,

en de stoere zal zijn kracht niet versterken,

de machtige man redt zijn leven ook niet.

2:15 “Hij die de boog grijpt zal niet op zijn grond blijven staan,

de vlugge van voet zal niet ontsnappen,

noch zal hij die het paard berijdt zijn leven redden.

2:16 “Zelfs de dapperste onder de krijgers

zal naakt vluchten op die dag,”

verkondigd Maryah.

Amos 3.

3:1 Hoort dit woord

die Maryah tegen u heeft gesproken,

zonen van Israël,

tegen de ganse familie,

die Hij opwaarts heeft gebracht

uit het land van Egypte;

3:2 “U alleen heb Ik uitgekozen

onder alle families van de aarde;

daarom zal Ik u straffen

voor al uw ongerechtigheden.”

3:3 Wandelen twee mannen samen

tenzij zij een afspraak hebben gemaakt?

3:4 Brult een leeuw in het bos

wanneer hij geen prooi heeft?

gromt een jonge leeuw vanuit zijn hol

tenzij hij iets heeft gevangen?

3:5 Valt een vogel in een valnet op de grond

wanneer er geen aas in is?

springt er een valnet op van de aarde

wanneer het helemaal niets vangt?

3:6 Indien de ramshoorn wordt geblazen in een stad

zal het volk dan niet sidderen?

als er zich een ramp voordoet in een stad

heeft Maryah het niet gedaan?

3:7 Waarlijk,

Maryah doet niets

tenzij Hij Zijn geheime raad onthult

aan Zijn dienaren de profeten.

3:8 Een leeuw heeft gebruld!

wie zal niet vrezen?

Maryah Aloha heeft gesproken!

wie kan echter profeteren?

3:9 Verkondigt op de citadellen in Ashdod

en op de citadellen in het land van Egypte

en zeg,

“Verzamelt uzelf op de bergen van Samaria

en zie de grote opschuddingen in haar

en de onderdrukkingen in haar midden.

3:10 “Maar zij weten niet hoe te doen wat goed is,”

  verkondigd Maryah,

“Deze die geweld en verwoesting ophopen in hun citadellen.”

3:11 Daarom,

zo zegt Maryah Aloha,

“Een vijand,

een die zelfs het land omsingeld,

zal uw sterkte van u naar beneden halen

en uw citadellen zullen geplunderd worden.”

3:12 Zo zegt Maryah,

“Precies zoals de herder

  een paar poten of een stukje van een oor

wegrukt uit de muil van een leeuw,

zo zullen de zonen van Israël

vertoevende in Samaria

worden weggerukt van de hoek van een bed

en de bekleding van een rustbank!

3:13 “Luistert en getuig in het huis van Jakob,”

verklaart Maryah Aloha,

de Aloha van de heirscharen.

3:14 “Want op de dag dat Ik de overtredingen van Israël bestraf,

zal Ik ook de altaren van Bethel bestraffen;

de hoorns van het altaar zullen worden afgehouwen

en ze zullen op de grond vallen.

3:15 “Ik zal ook het winterhuis treffen

samen met het zomerhuis;

de huizen van ivoor zullen ook vergaan

en de grote huizen zullen tot een einde komen,”

verklaart Maryah.

Amos 4.

4:1 Hoort dit woord,

gij (luie) koeien van Bashan

die op de berg van Samaria zijn,

die de armen onderdrukken,

die de behoeftigen verpletteren,

die tegen uw echtgenoten zegt,

“Brengt nu,

opdat wij mogen drinken!”

4:2 Maryah Aloha heeft gezworen bij zijn heiligheid,

“Ziet,

de dagen komen over u

wanneer zij u zullen wegnemen met vleeshaken,

en het laatste van u met vishaken.

4:3 “Gij zult uitgaan

door bressen in de muren,

een ieder recht voor haar,

en ge zult naar Harmon worden gestuurd,”

verklaart Maryah.

4:4 “Betreed Beth-el en overtreedt;

vermenigvuldigt overtredingen in Gilgal!

breng uw offers elke ochtend,

uw tienden om de drie dagen.

4:5 “Bied ook een dankoffer aan

  van dat wat gezuurd is,

en verkondigt vrije wil offers,

maak ze bekend.

Want gij houd ervan om zo te doen,

gij zonen van Israël”

verklaart Maryah Aloha.

4:6 “Maar Ik gaf je ook reinheid van tanden

in al uw steden

en gebrek aan brood

in al uw plaatsen,

toch ben je niet naar Mij teruggekeerd,”

verklaart Maryah.

4:7 “Bovendien,

weerhield Ik de regen van u

terwijl er nog drie maanden waren tot de oogst.

Toen zond Ik regen naar één stad

en op een andere stad zond ik geen regen;

één deel werd beregend,

terwijl het deel waarop het niet regende

opdroogde.

4:8 “Zodat twee of drie steden

naar een andere stad strompelden

om water te drinken,

maar werden niet verzadigd;

toch ben je niet naar Mij teruggekeerd,”

verklaart Maryah.

4:9 “Ik sloeg u met verschroeiende wind

en met meeldauw;

en de rups verslond

uw vele tuinen en wijngaarden,

vijgenbomen en olijfbomen;

toch ben je niet naar Mij teruggekeerd,”

verklaart Maryah.

4:10 “Ik zond een plaag onder u

naar de wijze van Egypte;

Ik doodde uw jonge mannen door het zwaard

samen met uw gevangen paarden,

en Ik deed zelfs de stank van uw kampen opgaan in uw neusgaten;

toch ben je niet naar Mij teruggekeerd,”

verklaart Maryah.

4:11 “Ik bracht u ten val,

zoals Aloha Sodom en Gomorrah ten val bracht,

en je was als een stuk brandend hout

weggerukt uit een vuurzee;

toch ben je niet naar Mij teruggekeerd,”

verklaart Maryah.

4:12 “Daarom dus zal Ik aan u doen,

O Israël;

omdat Ik dit aan u zal doen,

  bereidt u voor om uw Aloha te ontmoeten,

O Israël. “

4:13 Want ziet!

Hij die bergen vormt en de wind schept

en aan de mens verklaart

wat Zijn gedachten zijn,

Hij die de dageraad tot duisternis maakt

en op de hoge plaatsen van de aarde treedt,

MARYAH

ALOHA VAN DE HEIRSCHAREN

IS ZIJN NAAM.

Amos 5.

5:1 Hoort dit woord

die ik over u ophef als een droevig klaag-gezang,

O huis van Israël:

5:2 Zij is gevallen,

ze zal niet opnieuw opstaan-

de maagd Israël.

Zij ligt verwaarloosd op haar land;

er is niet één om haar op te richten.

5:3 Want zo zegt Maryah Aloha,

“De stad die met een duizendtal sterke uitgaat

zal er nog honderd over houden,

en degene die met een honderdtal sterke uitgaat

zal er nog tien over houden

van het huis van Israël.”

5:4 Want zo zegt Maryah

tot het huis van Israël,

“Zoekt Mij opdat gij moogt leven.

5:5 “Maar neemt geen toevlucht tot Beth-el

en kom niet naar Gilgal,

steek evenmin over naar Beersheba;

want Gilgal zal zeker in gevangenschap gaan

en Beth-el zal in de problemen komen.

5:6 “Zoekt Maryah opdat gij moogt leven,

of Hij zal uitbreken als een een vuur,

O huis van Joseph,

en het zal verteren

  met niet één om het te doven

in Beth-el,

5:7 degenen die het recht in alsem veranderen

  en de gerechtigheid ter aarde neerwerpen.”

5:8 Hij die het zevengesternte en Orion maakte

en de diepe duisternis in de ochtend veranderde,

die ook de dag in de nacht verduisterde,

die op de wateren van de zee riep

en ze uitgoot op het oppervlak van de aarde,

Maryah is Zijn naam.

5:9 Het is Hij die de verwoesting over de sterke laat opvlammen,

zo dat die verwoesting over de vesting komt.

5:10 Ze haten hem die terechtwijst in de poort,

en ze verafschuwen hem die integer spreekt.

5:11 Daarom,

omdat gij zware huur oplegt aan de armen

en een belasting over graan van hun eist,

hoewel gij huizen hebt gebouwd van goed-gehouwen-steen,

toch zult gij in hun niet wonen;

gij hebt aangename wijngaarden geplant,

toch zult gij hun wijn niet drinken.

5:12 Want ik weet dat uw overtredingen veel zijn

en uw zonden groot zijn,

gij die de rechtvaardigen benauwt

en steekpenningen accepteert

en de armen opzij zet in de poort.

5:13 Vandaar dat op zo’n moment

de verstandige persoon de stilte bewaart,

want het is een kwade tijd.

5:14 Zoekt het goede en geen kwaad,

opdat gij moogt leven;

en zo moge Maryah Aloha van de heerscharen met u zijn,

precies zoals gij hebt gezegd!

5:15 Haat het kwaad,

hebt het goede lief,

en vestigt recht in de poort!

Misschien kan Maryah

Aloha van de heerscharen

genadig zijn jegens het overblijfsel van Joseph.

5:16 Daarom dus zegt Maryah Aloha van de heerscharen,

Maryah,

“Er is gejammer op alle pleinen,

en in alle straten zeggen ze,

‘Helaas! O wee!’

Zij roepen ook de boer op om te rouwen

en de bekwame bewener’s om te weeklagen.

5:17 “En in al de wijngaarden is er gejammer,

omdat Ik doorheen het midden van u zal gaan,”

zegt Maryah.

5:18 O wee,

gij die verlangt naar de dag van Maryah,

tot welk doel zal de dag van Maryah voor u zijn?

het zal duisternis zijn en geen licht;

5:19 als of een man vlucht voor een leeuw

en hem een beer ontmoet,

of naar huis gaat,

zijn hand tegen de muur leunt

en hem een slang bijt.

5:20 Zal dan niet de dag van Maryah schemering zijn

in plaats van licht,

complete duisternis zelfs

zonder glinstering erin?

5:21 “Ik haat,

Ik verwerp uw festivals,

evenmin schep ik behagen in uw plechtige vergaderingen.

5:22 “Zelfs al offert gij aan Mij brandoffers

en uw graan offers,

ik zal hen niet accepteren;

en ik zal zelfs niet kijken

naar de vrede offers van uw mestvee.

5:23 “Neem het lawaai van uw liederen van Mij weg;

ik zal niet eens luisteren naar de klank van uw harpen.

5:24 “Maar laat het recht als water opwellen

  en gerechtigheid als een immer vloeiende stroom.

5:25 “Heb je Mij offers en graan offers gebracht

in de woestijn

gedurende die veertig jaren,

O huis van Israël?

5:26 “Gij hebt ook Sikkuth uw koning mee gedragen

en Kiyyun uw beelden,

de ster van uw goden

die gij voor uzelf gemaakt hebt.

5:27 “Daarom,

zal Ik u in ballingschap doen gaan voorbij Damascus,”

zegt Maryah,

Hem wiens naam is;

ALOHA DER LEGERSCHAREN.

Amos 6.

6:1 Wee degenen die zich op hun gemak voelen in Zion

en degenen die zich veilig voelen op de berg van Samaria,

de aanzienlijke mannen van de meest vooraanstaande naties,

tot wie het huis van Israël komt.

6:2 Ga door naar Calneh en ziet,

en ga van daar naar Hamath de grote,

daal dan naar Gath van de Filistijnen.

Zijn ze beter dan deze koninkrijken,

of is hun grondgebied groter dan het uwe?

6:3 Stel je de dag van rampspoed uit,

en zou je de zetel van geweld dichterbij brengen?

6:4 Degenen die achterover leunen op bedden van ivoor

en nonchalant aanliggen op hun banken,

en lammeren eten van de kudde

en kalveren uit het midden van de stal,

6:5 die improviseren op het geluid van de harp,

en die zoals David liedjes hebben gecomponeerd,

voor zichzelf,

6:6 die wijn drinken uit offer-kommen

terwijl ze zich zalven met de fijnste oliën,

en toch hebben ze zich niet bedroefd

over de val van Joseph.

6:7 Daarom,

zij zullen nu in ballingschap gaan

aan de kop van de ballingen,

en die nonchalante aanliggenden hun banketten

ze zullen voorbij gaan.

6:8 Maryah Aloha heeft gezworen bij Hemzelf,

Maryah Aloha van de heerscharen heeft verklaard:

“Ik verafschuw de arrogantie van Jakob,

en verafschuw zijn citadellen;

  daarom zal ik de stad overleveren

en alles wat zij bevat.”

6:9 En het zal zijn,

als tien mannen in één huis achterblijven,

dat zij zullen sterven.

6:10 Vervolgens zal één zijn oom,

of zijn begrafenis ondernemer,

hem optillen om zijn botten van het huis uit te dragen,

en hij zal zeggen

tegen degene die in het binnenste deel van het huis is,

“Is er nog iemand anders bij u?”

en dat één zal zeggen,

“niemand.”

Dan zal hij antwoorden,

“Houd vrede,

want we moeten de naam van Maryah niet vermelden.”

6:11 Want ziet,

Maryah gaat bevelen

dat het grote huis tot splinters wordt geslagen

en het kleine huis tot spaanders.

6:12 Rennen paarden op de rotsen?

of ploegt iemand daar met ossen?

Toch hebt gij recht veranderd in gif

  en de vrucht van gerechtigheid in alsem,

6:13 gij die u verheugt in Lodebar,

en zegt,

“Hebben wij Karnaim niet op eigen kracht

voor onszelf genomen?”

6:14 “Want ziet,

  Ik ga een natie tegen u verwekken,

O huis van Israël,”

verklaart Maryah Aloha van de heerscharen,

“En zij zullen u teisteren van de ingang van Hamath

tot aan de beek van Arabah.”

Amos 7.

7:1 Alzo toonde Maryah Aloha mij,

en zie,

Hij vormde een sprinkhanenzwerm

toen het lentegewas begon te ontkiemen.

En zie,

het was lentegewas

na het maaien van de koning.

7:2 En het gebeurde ongeveer,

toen ze bijna klaar waren met het eten van de vegetatie van het land,

dat ik zei,

“Maryah Aloha,

alsjeblieft vergeef!

  hoe zal Jakob blijven staan,

want hij is klein?”

7:3 Maryah veranderde Zijn mening hierover

  “Het zal niet zijn,’

zei Maryah.

7:4 Alzo toonde Maryah Aloha mij,

en zie!

Maryah Aloha riep om met hen te twisten door vuur,

en het verteerde de grote diepte

en het begon de landbouwgrond te verteren.

7:5 Toen zei ik,

“Maryah Aloha,

alsjeblieft stop!

Hoe kan Jakob blijven staan,

want hij is klein?”

7:6 Maryah veranderde Zijn mening hierover.

“Ook dit zal niet zijn,”

  zei Maryah Aloha.

7:7 Zo toonde Hij mij,

en zie!

Maryah stond bij een verticale muur

met een loodlijn in Zijn hand.

7:8 Maryah zei tegen mij,

“Wat ziet gij,

Amos?”

en ik zei,

“Een loodlijn.”

Vervolgens zei Maryah,

“Zie Ik ben van plan om een loodlijn te plaatsen in het midden van Mijn volk Israël.

Ik zal hen niet langer sparen.

7:9 “De hoge plaatsen van Isaac zullen worden verlaten

en de heiligdommen van Israël in verwoesting liggen.

Vervolgens zal Ik opstaan

tegen het huis van Jeroboam

met het zwaard.”

7:10 Vervolgens,

Amaziah de priester van Beth-el,

zond een woord aan Jeroboam koning van Israël,

zeggende:

“Amos heeft samengespannen tegen u

in het midden van het huis van Israël;

het land is niet in staat om al zijn woorden te verdragen.

7:11 “Want zo zei Amos,

‘Jeroboam zal sterven door het zwaard

en Israël zal zeker vanuit zijn land in ballingschap gaan.'”

7:12 Vervolgens zei Amaziah tegen Amos,

“Ga,

gij ziener,

vlucht weg naar het land van Judah

en eet daar brood

en profeteert gij daar!

7:13 “Maar profeteer niet langer in Beth-el,

want het is een heiligdom van de koning

en een koninklijke verblijfplaats.”

7:14 Vervolgens antwoordde Amos tegen Amaziah,

“Ik ben geen profeet,

noch ben ik de zoon van een profeet;

want ik ben een veehoeder

en een teler van moerbei vijgen.

7:15 “Maar Maryah

nam mij van achter de kudde

en Maryah zei tot mij,

‘Ga profeteren tot Mijn volk Israël.’

7:16 “hoor nu het woord van Maryah:

gij zegt,

‘Gij zult niet tegen Israël profeteren

noch zult gij spreken tegen het huis van Isaac.’

7:17 “Daarom,

zo zegt Maryah,

‘Uw vrouw zal een hoer worden in de stad,

uw zonen en uw dochters zullen vallen door het zwaard,

uw land zal worden verkaveld door een meetlijn

en gij zelf zult sterven op onreine grond.

Bovendien,

Israël zal zeker vanuit zijn land in ballingschap gaan.'”

Amos 8.

8:1 Zo toonde Maryah Aloha mij,

en zie!

er was een mand met zomervruchten.

8:2 Hij zei,

“Wat zie je,

Amos?

En ik zei,

“Een mand met zomervruchten.”

Vervolgens zei Maryah tegen mij,

“Het einde is gekomen voor mijn volk Israël.

Ik zal hen niet langer sparen.

8:3 “De liederen van het paleis

zullen op die dag

omdraaien tot wee-klacht,”

verklaart Maryah Aloha.

“Velen zullen de lijken zijn;

in elke plaats zal men hen in stilte uitwerpen.”

8:4 Hoort dit,

gij die de behoeftigen vertrapt,

om ze weg te doen

met de vernederden van het land,

8:5 zeggende,

“Wanneer zal de nieuwe maan over zijn,

zodat we graan kunnen verkopen,

en de sabbat,

zodat we de tarwemarkt mogen openen,

om de bushel (maat) kleiner te maken

en de shekel (muntstuk) groter,

en om met oneerlijke weegschalen te bedriegen,

8:6 om terwijl zo de hulpelozen voor geld te kopen

en de behoeftigen voor een paar sandalen,

en dat we het afval van de tarwe mogen verkopen?”

8:7 Maryah heeft gezworen

bij de trots van Jakob,

“Voorwaar,

Ik zal nooit een van hun daden vergeten.

8:8 “Zal vanwege dit het land niet beven

en iedereen die daarin woont rouwen?

Voorwaar,

alles ervan zal opstijgen zoals de Nijl,

en het zal omgegooid worden

en terug zakken zoals de Nijl van Egypte.

8:9 “Het zal gebeuren omtrent die dag,”

verklaart Maryah Aloha,

“Dat Ik de zon zal doen ondergaan op de middag

en de aarde op klaarlichte dag zal donker maken.

8:10 “Vervolgens zal ik uw festivals in rouw

en al uw liedjes in jammerklacht veranderen;

en Ik zal een rouwgewaad om ieders heupen brengen

en kaalheid op elke kop.

En ik zal in het (land)

een tijd van rouw maken als voor een enige zoon,

en het einde ervan zal als een bittere dag zijn.

8:11 “Ziet,

de dagen komen er aan,”

verklaart Maryah Aloha,

“wanneer Ik een honger over het land zal zenden,

geen honger naar brood of een dorst naar water,

  maar veeleer om de woorden van Maryah te horen.

8:12 “Mensen zullen van zee naar zee strompelen

en zelfs van het noorden naar het oosten;

ze zullen heen en weer gaan

om het woord van Maryah te zoeken,

maar ze zullen het niet vinden.

8:13 “Op die dag,

de mooie maagden

en de jonge mannen

zullen van de dorst bezwijken.

8:14 “En wat betreft degenen die zweren bij de schuld van Samaria,

en die zeggen,

‘Zoals uw god leeft,

O Dan,’

en,

‘Zoals de weg van Beersheba leeft,’

zij zullen vallen en niet opnieuw opstaan.”

Amos 9.

9:1 Ik zag Maryah staan naast het altaar,

en Hij zei,

“Sla de hoofdsteden zodat hun drempels zullen schudden,

en breek ze op de hoofden van hen allen!

vervolgens zal Ik de rest van hen doodslaan met het zwaard;

ze zullen geen vluchteling hebben die ontvluchten zal,

of geen ontsnapte die ontsnappen zal.

9:2 “Al graven ze tot in Sheol,

vandaar zal Mijn hand ze nemen;

en al klimmen ze op naar de hemel,

vandaar zal Ik ze neerhalen.

9:3 “Al verstoppen ze zich op de top van Carmel,

Ik zal ze opzoeken en ze van-daar nemen;

en al verbergen ze zichzelf voor Mijn ogen

op de bodem van de zee,

Ik zal het serpent van daar bevelen

en zij zal hen bijten.

9:4 “En al gaan zij in gevangenschap voor hun vijanden,

vandaar zal ik het zwaard gebieden dat het hen doodt,

en Ik zal Mijn ogen op hun richten

ten kwade en niet ten goede.”

9:5 Maryah Aloha der heirscharen,

de Ene die het land aanraakt zodat het smelt,

en al degenen die daarin wonen rouwen,

en alles ervan (van het land) stijgt op als de Nijl

en zinkt opnieuw als de Nijl van Egypte;

9:6 de Ene die Zijn opperkamers in de hemelen bouwt

en Zijn gewelfde koepels heeft opgericht op de aarde,

Hij die de wateren van de zee oproept

en hen op het aangezicht van de aarde uitgiet,

Maryah is Zijn naam.

9:7 “Zijt gij voor Mij niet als de zonen van Ethiopia,

O zonen van Israël ?”

verklaart Maryah.

“Heb Ik Israël niet opgebracht uit het land van Egypte,

en de Filistijnen uit Caphtor

en de Arameeërs uit Kir?

9:8 “Zie,

de ogen van Maryah

zijn op het zondige koninkrijk,

en Ik zal het verdelgen vanaf de aardbodem;

niettemin,

Ik zal het huis van Jakob niet volledig vernietigen,”

verklaart Maryah.

9:9 “Want zie,

Ik zal gebieden,

en Ik zal het huis van Israël onder alle naties schudden

zoals graan in een zeef wordt geschud,

maar niet één korrel zal op de grond vallen.

9:10 “Al de zondaars van Mijn volk

zullen sterven door het zwaard,

degenen die zeggen,

‘De rampspoed zal ons niet overvallen of ons confronteren.’

9:11 “Op die dag zal Ik de gevallen tent van David oprichten,

en haar bressen ommuren;

Ik zal ook haar ruïnes oprichten

en haar weer opbouwen zoals in de dagen van ouds;

9:12 opdat zij het overblijfsel van Edom mogen bezitten

en al de naties

die door Mijn naam zijn geroepen,”

verklaart Maryah

die dit doet.

9:13 “Zie,

de dagen komen,”

verklaart Maryah,

“Wanneer de ploeger de oogster zal inhalen

en de treder van druiven hem die zaad zaait;

wanneer de bergen zoete wijn zullen afdruipen

en al de heuvels vertreden zullen worden.

9:14 “Ook zal Ik de gevangenschap herstellen

van Mijn volk Israël,

en zij zullen de verwoeste steden herbouwen

en in hen wonen;

zij zullen ook wijngaarden planten

en hun wijn drinken,

en tuinen maken

en hun vrucht eten.

9:15 “Ook zal Ik hen planten in hun land,

en ze zullen niet opnieuw ontworteld worden uit hun land

dat Ik hun heb gegeven,”

zo zegt Maryah

uw Aloha.

You cannot copy content of this page